top of page

VETERANEN

 Geen Cultuur of Debat zonder Vrijheid


Startloket voor Veteranen

Veteranenstatus

Inleiding


Sinds het verschijnen van de beleidsnota ‘Zorg voor veteranen in samenhang’ in 1990 voert Nederland een actief veteranenbeleid. Tot begin 2012 werd binnen dit beleid de volgende veteranendefinitie gehanteerd: “Alle gewezen militairen met de Nederlandse nationaliteit die het Koninkrijk der Nederlanden hebben gediend onder oorlogsomstandigheden of daarmee overeenkomende situaties, inclusief vredesmissies in internationaal verband.” Het hanteren van deze definitie betekende dat alleen oud-militairen de veteranenstatus konden krijgen. Actief dienende militairen met uitzendervaringen waren geen doelgroep voor het veteranenbeleid, aangezien deze categorie binnen de krijgsmacht al voldoende verzekerd leek van zorg en waardering (erkenning). In de loop der jaren werd het onderscheid tussen veteranen en militairen in werkelijke dienst met uitzendervaring echter in het publieke en politieke debat ter discussie gesteld. Degenen die ook actief dienende militairen als veteraan zagen, ervoeren de noodzaak om het recht van uitgezonden militairen op nazorg wettelijk te borgen, wilden tegemoet komen aan het gevoel van ‘de gedeelde ervaring die telt’ en wilden zodoende militairen met uitzendervaring actief bij veteranenevenementen (bijvoorbeeld reünies en de Nederlandse Veteranendag) betrekken.


Nieuwe veteranendefinitie


In het jaar 2010 dienden de Tweede Kamerleden Pechtold, Eijsink, e.a. een motie in om de veteranenstatus ook toe te kennen aan actief dienende militairen met uitzendervaring. De Tweede Kamer nam deze motie unaniem aan en in de Veteranenwet (Staatsblad, 30 maart 2012) is zodoende de volgende, uitgebreidere veteranendefinitie opgenomen: “De militair, de gewezen militair, of de gewezen dienstplichtige, van de Nederlandse krijgsmacht, dan wel van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, alsmede diegene die behoorde tot het vaarplichtig koopvaardijpersoneel, die het Koninkrijk der Nederlanden heeft gediend onder oorlogsomstandigheden dan wel heeft deelgenomen aan een missie ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde voor zover deze missie bij regeling van Onze Minister is aangewezen.” Sinds 2012 is de Veteranenwet uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, het zogeheten Veteranenbesluit dat medio 2014 van kracht is geworden. De Nederlandse veteranenpopulatie bevat zodoende sinds 2012 bijna 30.000 veteranen in werkelijke dienst, een unicum in de westerse wereld waar de veteranenstatus immers vooralsnog voorbehouden blijft aan oud-militairen. Overigens hoef je in landen als de Verenigde Staten en Groot-Brittannië weer niet tijdens oorlogen of vredesmissies te zijn ingezet om bij dienstverlaten veteraan te worden. Daar is gewoon iedere oud-militair veteraan.


Inzetomstandigheden


In de oude veteranendefinitie werd wat betreft het inzetcriterium nog gesproken van “oorlogsomstandigheden of daarmee overeenkomende situaties, inclusief vredesmissies in internationaal verband.” Dit criterium bood ruimte voor interpretatie. De aanduiding ‘oorlogsomstandigheden’ was duidelijk, maar de aanduiding ‘overeenkomende situaties’ was slechts gedeeltelijk omschreven. Weliswaar werden alle vredesmissies in internationaal verband hiertoe gerekend, maar er waren uiteraard ook andere inzetomstandigheden in binnen- of buitenland denkbaar die als ‘overeenkomende situatie’ zouden kunnen worden beschouwd. Een voorbeeld daarvan was de humanitaire missie in Rwanda en Zaïre (Goma) in 1994. Hoewel dit geen internationale vredesmissie was, is uiteindelijk geconcludeerd dat er hier wel sprake was van een met oorlog overeenkomende situatie en is oud-militairen van die missie de veteranenstatus toegekend. Militaire acties die in ieder geval niet tot de ‘overeenkomende situaties’ werden gerekend, waren strikt humanitaire acties, zoals de inzet van vlootpersoneel in het door een aardbeving getroffen Marokkaanse Agadir (1960). Ook inzetomstandigheden tijdens de Koude Oorlog werden niet als ‘met oorlogsomstandigheden overeenkomend’ beschouwd. Aan de hand van de nieuwe veteranendefinitie heeft de minister van Defensie de mogelijkheid om deelnemers aan missies die strikt genomen niet tot oorlogen of vredesmissies behoren toch de veteranenstatus toe te kennen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan (oud-)militairen die betrokken zijn geweest bij het uitvoeren van strikt humanitaire operaties onder uiterst risicovolle omstandigheden of bij het bestrijden van (terroristische) acties die de (inter)nationale rechtsorde bedreigen, zoals de gijzelingsacties bij De Punt en Bovensmilde in 1977. In de Veteranennota 2011-2012 gaf de minister aan dat het in het geval van terrorismebestrijding wel moet gaan om “langdurige en omvangrijke acties in het hoge geweldsspectrum, op Nederlands grondgebied en ook daarbuiten.”


Gelijkgestelden


In Nederland hebben sinds 1990 vijf kleine groepen een aan veteranen ‘gelijkgestelde status’ gekregen. Hoewel deze groepen in de Veteranenwet van 2012 niet apart worden benoemd, blijft hun gelijkgestelde status van kracht. Het betreft de volgende groepen:  Nederlandse verpleegkundigen van het Rode Kruis die in de jaren 1945-1949 naar Nederlands-Indië zijn uitgezonden en (jarenlang) zijn ingezet bij de medische verzorging van de Nederlandse troepenmacht.  Employées Speciale Diensten (burgerinformanten) van de Veiligheidsdienst Mariniersbrigade (1945-1949).  Nederlandse tolken van het Korps Tolken die in de eindfase van de Tweede Wereldoorlog de Geallieerden hebben bijgestaan.  Gewezen geallieerde militairen die Nederland hielpen bevrijden en zich na de oorlog hier vestigden en Nederlander zijn geworden.  Gewezen militairen van de KL en KM die tot en met 31 december 1947 verbonden waren aan eenheden die in directe lijn voortkomen uit explosieve opruimingsdiensten die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn opgericht en die zelf actief ongesprongen explosieven hebben geruimd. Voor militairen die verbonden waren aan de Käthiemijnenploegen van de KM geldt hun inzet tot en met 7 december 1953.

***************************************************************************************************************************

bottom of page